Inhoud
1. Bidprentje
2. Balsemen
1. Bidprentje
Het bidprentje is een katholiek gebruik om na iemands overlijden een prentje uit te geven, met op de achterkant een persoonlijke tekst waarin de overledene herdacht wordt. Oorspronkelijk was het bidprentje bedoeld als oproep om te bidden voor het zielenheil van de overledene. Tegenwoordig is het vooral een herinneringsprentje, met een zo persoonlijk mogelijke tekst over de overledene.
Het gebruik om een bidprentje uit te geven, heeft zijn oorsprong in de Nederlanden, ergens in de zestiende en zeventiende eeuw. Aanvankelijk ging het om heiligenprentjes, die aan de keerzijde beschreven werden met een korte tekst over het overlijden en de begrafenis van een met naam en toenaam genoemd persoon. In de negentiende eeuw werd de productie van bidprentjes steeds meer gemechaniseerd. Er waren verschillende uitgeverijen die zich specialiseerden in de uitgave van dergelijke prentjes, met name in Antwerpen. Het ging toen nog om donkere, zwarte prentjes met sombere voorstellingen van bijvoorbeeld een kerkhof. Bidprentjes voor kinderen waren over het algemeen kleiner van formaat en hadden in plaats van een zwarte, een dunne lichtblauwe rouwrand. Op deze kinderprentjes werd meestal een engeltje afgebeeld. De tekstzijde van bidprentjes begon met een aanhef waarin naam en sterfdatum van de overledene werd vermeld, gevolgd door een compilatie van toepasselijke bijbelcitaten. Voor het vinden van de gepaste tekst waren praktische voorbeeldboekjes in omloop, waarin je snel kon vinden welk citaat voor jou het meest geschikt was.
Na de Tweede Wereldoorlog kregen de prentjes langzaam een ander aanzien. Religieuze voorstellingen werden vervangen door afbeeldingen van winterlandschappen, ondergaande zonnen in een herfstlandschap of een foto van de overledene. De aanhef van het bidprentje luidde niet langer meer: 'Bid voor de ziel van zaliger'. In plaats daarvan beginnen de meeste prentjes tegenwoordig met een tekst ter herinnering aan, gevolgd door een korte persoonlijke herinnering waarin leven en dood van de overledenen herdacht wordt.
Bron: Albert van der Zeijden, `Bidprentjes en doodsbeleving', in: Volkscultuur. Tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen, nr.6 (1989)
2. Balsemen
Het balsemen van een stoffelijk overschot is bedoeld om het lichaam voor een zeer lange termijn te conserveren. In Nederland mogen alleen leden van het Koninklijk Huis gebalsemd worden en overledenen die naar het buitenland worden overgebracht. Lichte balseming is wel mogelijk.
Het balsemen van een stoffelijk overschot is een zeer ingrijpend proces waarbij de buik van de overledene wordt opengesneden en alle ingewanden er uit worden gehaald. Deze ingewanden worden gewassen, in een plastic zak gedaan en vervolgens weer terug in het lichaam geplaatst. Verder wordt door middel van een kleine incisie in één van de aderen al het bloed uit het lichaam gepompt en vervangen door een speciale chemische vloeistof. Het lichaam kan nu niet meer ontbinden, omdat alle organen immers zijn verwijderd.
In de Verenigde Staten van Amerika is balsemen bijna standaardpraktijk, in Nederland is het uitzonderlijk. Balsemen gebeurt echter wel in een gematigde vorm, zo worden bijvoorbeeld de organen niet verwijderd en wordt alleen een conserverende vloeistof ingespoten, die de bacteriën doodt. Er is een nog meer gematigde vorm van balsemen, de zogenaamde thanatopraxie. In deze optie wordt slechts een kleine hoeveelheid bloed afgetapt. Door middel van thanatopraxie kan het lichaam tot ongeveer tien dagen na overlijden geconserveerd worden.