Inhoud
1. Trouwen
2. Huwelijk
3. Huwelijksjubilea
4. Trouwringen
5. Weggeven van de bruid
1. Trouwen
Bij elke overgang in het leven horen rituelen om de gebeurtenis extra nadruk te geven. Dat is ook het geval bij een huwelijk. Trouwen wordt gezien als een belangrijke mijlpaal in het leven van mensen. Elkaar het jawoord geven en de ring omschuiven zijn plechtige momenten. De wens van elk bruidspaar is om een leven lang lief en leed samen te delen. Ook al is de werkelijkheid anders, niemand trouwt met de gedachte dat het maar voor een paar jaar is.
Een huwelijk is een door de wet geregelde verbintenis, waarbij twee mensen samen een huishouden vormen. Tot 1 april 2001 waren dat altijd een man en een vrouw, vanaf die datum kunnen het ook twee mannen of twee vrouwen zijn.
Bron: Ineke Strouken, Dit zijn wij, over de honderd populairste tradities in Nederland (2009)
2. Huwelijk
Het woord huwelijk betekent gevestigd zijn en met trouwen wordt elkaar trouw beloven bedoeld. Houwen en trouwen was het tot in de 20ste eeuw. Want trouwen deed je voor het leven, in goede en kwade tijden, in voorspoed en tegenslag.
Tot ver in de 19de eeuw was getrouwd zijn niet voor iedereen weggelegd. Een huwelijk aangaan betekende dat er genoeg geld gespaard was om een huis in te richten en dat de man een gezin kon onderhouden. Was dat niet mogelijk, dan bleven mannen en vrouwen hun hele leven lang bij hun ouders en andere ongetrouwde broers of zusters wonen of vonden als meid of knecht onderdak bij hun baas. Lange vrijages waren dan ook geen uitzondering. Zeker in tijden dat het economisch slecht ging, werden huwelijken uitgesteld en soms ook afgelast.
Maar toch beschouwde men het huwelijk als de ideale levensstaat. Vrijgezellen werden tot voor kort als buitenstaanders beschouwd. Ze hoorden er niet helemaal bij. Vooral van meisjes werd gezegd ‘dat ze de boot hadden gemist’ en ‘de ware Jacob’ niet hadden gevonden. Trouwen was de enige manier om ‘de benen onder eigen tafel te kunnen steken’. Vrijgezellen kunnen tegenwoordig prima voor zichzelf zorgen, toch verlangen nog steeds veel mensen naar iemand om het leven mee te delen.
Bron: Ineke Strouken, Dit zijn wij (2009)
3. Huwelijksjubilea
De bekendste huwelijksjubilea zijn genoemd naar metalen die steeds kostbaarder worden: 6¼ jaar is de blikken bruiloft; 12½ is het koperen huwelijksfeest; 25 jaar is een zilveren huwelijk en met 50 jaar getrouwd vier je het gouden huwelijksfeest.
De andere huwelijksjaren zijn genoemd naar:
1 jaar: katoen
2 jaar: papier
3 jaar: tarwe
4 jaar: leer
5 jaar: hout
6¼ jaar: blik
7 jaar: nikkel
8 jaar: brons
9 jaar: ijzer
10 jaar: tin
11 jaar: staal
12½ jaar: koper
13 jaar: vermiljoen
14 jaar: ivoor
15 jaar: porselein
20 jaar: kristal
25 jaar: zilver
30 jaar: parel
35 jaar: koraal
40 jaar: robijn
45 jaar: saffier
50 jaar: goud
55 jaar: smaragd
60 jaar: diamant
65 jaar: briljant
70 jaar: platina
75 jaar: radium
80 jaar: eiken
Bron: Ineke Strouken, 'Alledaagse dingen', in: Traditie, tijdschrift over tradities en rituelen, jaargang 9, nr.1 (2003)
4. Trouwringen
Als een man en vrouw zich verloven, is het gebruikelijk om elkaar een ring te geven. Ook bij het huwelijk doet men elkaar een ring om: de trouwring. Met deze ring beloven zij elkaar trouw te blijven. Protestanten dragen de verlovingsring meestal aan de linker ringvinger en de huwelijksring aan de rechter. Bij katholieken is het precies omgekeerd.
Rond 1700 gaf de man aan zijn toekomstige vrouw een ring. Die ring diende als onderpand, voor het geval hij zijn huwelijksvoornemen zou intrekken. Soms gaf men in plaats van een ring een penning. Die penning had dezelfde functie als de ring. Destijds kon de vrouw gerust de ring afdoen of aflaten. Nu staat het afdoen van de trouwring bijna gelijk aan problemen in het huwelijk.
Pas in de loop van de twintigste eeuw werd het gebruikelijk dat een getrouwd stel een trouwring droeg. Voor die tijd was de trouwring wel bekend, maar werd hij alleen door de meer vermogende vrouwen gedragen. Mannen droegen überhaupt geen ring. Als zij bij het huwelijk al iets kregen, dan was het bijvoorbeeld een bruidegomspijp of een horlogeketting. Bovendien bleef de ring meestal in de kast liggen. Alleen op hoogtijdagen had men een ring om.
Al bij de Romeinen was het gebruikelijk om bij het huwelijksvoornemen en huwelijk iets waardevols aan de andere partij te overhandigen. Aanvankelijk betaalde de bruidegom handgeld aan de familie van de bruid. Daarmee kwam het recht om over de vrouw te beschikken in handen van de man. De man betaalde als het ware voor de hand van de vrouw. Eerst betaalde de bruidegom met geld, later symbolisch door een ring te overhandigen.
Geleidelijk aan werd bij katholieken de ring opgenomen in de kerkelijke huwelijksplechtigheid. In protestantse huwelijksvoltrekkingen werd de trouwring pas in 1930 onderdeel van de ceremonie.
Bron: Ineke Strouken, 'Alledaagse dingen', in: Traditie, tijdschrift over tradities en rituelen, jaargang 9, nr.1 (2003)
5. Weggeven van de bruid
Aan welke kant loopt de bruid? Bij het binnenkomen van de trouwlocatie loopt de bruid rechts. Vroeger kwam ze binnen aan de arm van haar vader. Vaders gaven immers hun dochters symbolisch weg aan hun man.
Het woord bruiloft betekent bruidloop. De bruid ging van haar ouderlijk huis naar haar nieuwe familie, van het gezag van haar vader naar het gezag van haar man. Ook werd ze van kind volwassen vrouw. Omdat mensen bij zo'n grote overgang in hun leven kwetsbaar zijn, loopt de vrouw rechts. Rechts is de gelukkige kant van een mens.
Na het huwelijk verlaat de bruid aan de linkerzijde van haar echtgenoot de trouwlocatie. Dit gebruik is oorspronkelijk religieus bepaald en komt voort uit de overtuiging dat de echtgenote ondergeschikt is aan haar man. Ze verhuist dus van de rechter ereplaats naar de mindere linkerzijde. Dat is ook de reden waarom bruiden er soms bewust voor kiezen om rechts van hun nieuwe man naar buiten te lopen.
Foto: Bruidspaar 1930-1940, geheugen van Nederland
Bron: Ineke Strouken, 'Alledaagse dingen', in: Traditie, tijdschrift over tradities en rituelen, jaargang 9, nr.1 (2003)
6. Trouwen met de handschoen
Trouwen met de handschoen is een huwelijkssluiting waarbij één van de partners niet aanwezig is, maar wordt vervangen door een gevolgmatigde.
In de Middeleeuwen kwam het trouwen met de handschoen regelmatig voor. Rijke vrouwen werden uitgehuwelijkt. Vooral bij de adel werden vrouwen en huwelijken gebruikt om meer macht te krijgen. De bruid trouwde niet zelden zonder haar partner te kennen. In de koloniale tijd en vooral in de negentiende eeuw trouwden meisjes in Nederland om vervolgens naar hun mannen in Indonesië of Suriname te gaan. Reizen was rond 1900 nog tijdrovend en duur. Een Indiëganger kreeg één keer in de zes jaar een betaalde overtocht en zijn partner kwam pas voor een reisvergoeding in aanmerking als ze getrouwd waren.
Het ritueel van trouwen met de handschoen verschilde:
- Het kon zijn dat een familielid naast de bruid stond met de handschoen in zijn hand, die handschoen werd na de huwelijksvoltrekking symbolisch aan de bruid gegeven.
- Beide handschoenen werden ook wel symbolisch over elkaar gelegd.
- In de kerk lag de handschoen van de bruidegom op het altaar.
De bruidegom droeg met de handschoen symbolisch zijn bevoegdheid over aan zijn stand-in. Door de handschoen was de bruidegom zichtbaar op de bruiloft. Het ritueel waarbij bruid en bruidegom elkaar de hand gaven, werd vervangen door de handschoen te geven aan de bruid of door de handschoenen te verstrengelen. De bruid ging op de foto, met het portret van de bruidegom achter haar op de muur gehangen.
Bron: Ineke Strouken, Bruidssuikers en Wittebroodsweken (1993)